Ik beloofde om terug te komen op Liechtenstein. Oké dan: als de Koran in Liechtenstein was geschreven, zou de leer dan ook met zoveel piëteit zijn benaderd door westerse intellectuelen? Het landje dankt, net als Saoedi-Arabië, haar naam aan het regerende vorstenhuis. Daar houden de gelijkenissen wel op. Het ligt in de Alpen en er wordt een Allemanisch dialect gesproken - klinkt nogal wit allemaal. Ik denk dat als Liechtenstein een religieus eisenpakket voor gelovigen, ongelovigen en afvalligen over de wereld had uitgestort, het allang zou zijn weggelachen door onze opinie- en potsenmakers. Zoals ze met Christenen doen. Jezus, zo leerden we van Hollywood, had blond haar en blauwe ogen, die kan wel tegen een stootje. Andersom hoor je exotische tradities niet de maat te nemen maar te ontzien. Achter deze behoedzaamheid gaat een bevoogdende, matriarchale reflex schuil. Verzachtende omstandigheden pas je toe op iemand die niet toerekeningsvatbaar is. Minderjarig, buiten zinnen, misschien wel achterlijk. Het is in ieder geval niet iets dat je als redelijke volwassene graag verleend wil krijgen.
De Islam hoort al tweeduizend jaar bij Europa, zegt Timmermans. Als dat zo is, dan moet Europa de leer ook het vuur aan de schenen kunnen leggen, zoals hier gebruikelijk. Het omgekeerde is het geval. De westerse intelligentsia benadert deze religie met zoveel omhaal juist omdát het haar vreemd is. Hun bewondering verlangt dat de afstand bewaard blijft. Hetzelfde antiwesterse sentiment dat in de twintigste eeuw met verre communistische regimes dweepte, gebiedt nu respect te hebben voor een exotisch, patriarchaal geloof. Op ontnuchterende verslagen van insiders zit niemand te wachten. Sartre zette de dissident Kravchenko, die nog vóór Solzhenitsyn een boekje opendeed over de Sovjetrepressie, weg als een verzinsel van de CIA; bij de huidige feministen ligt Ayaan Hirsi Ali eruit omdat haar strijd tegen vrouwenbesnijdenis Islamofobie zou aanwakkeren. Zoals westerse fellow-travellers het communisme nooit aan den lijve hoefden te ondervinden om het sprookje door te vertellen, blijft de Islam in vage, Duizend-en-een-nachtsferen bewierookt.
In het land van Weg-Met-Ons moet een ideologie niet te familiair worden. Want als iets niet meer vreemd is, kun je de kritiek erop niet verwerpen als xenofobisch. Voor progressieve jongeren op Den Haag CS vangt de vlieger ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’ genoeg wind om Jemenitische piraten aan te moedigen Amerikanen neer te knallen op de Rode Zee. De lijfspreuk van de Houthi’s (Dood aan Amerika, dood aan Israël, alle Joden naar de hel) spreekt klaarblijkelijk meer tot de extreemlinkse verbeelding dan de publieke massaexecuties van homoseksuelen.
Eerder vroeg ik me af waarom je dat woord, ‘extreemlinks’, zo zelden leest, en hoppa, daar stond het, bij de NOS over de RAF-terroriste die na dertig jaar is gearresteerd. Rechtsextremisten wordt heel wat sneller de pas afgesneden. Zo vormt elk jaar de aanwezigheid van de PVV-er Martin Bosma een bruine wolk boven de herdenking van de Februaristaking. Want dat de huidige kamervoorzitter een fascist is, leerden we van Geert Mak, die de herdenking in 2021 gebruikte om de man voor zijn neus te duiden als ‘de wolf die voor ons staat’ en diens partij als ‘de 21e-eeuwse variant van het fascisme’. Dit jaar riepen drie activisten in het Parool op om Bosma te weren van de herdenking. Dat het clubje van de ondertekenaars, de Internationale Socialisten, al op 10 oktober de gruwelpraktijken van Hamas prees als een ‘ongekend succesvolle actie tegen de terreurstaat Israël’, weerhield hen er niet van om een lijn te trekken van Islamkritiek naar de Holocaust. Een oud kunstje. Mak omschreef na de moord op Theo van Gogh diens Submission als ‘de propagandatechnieken van Joseph Goebbels’. Zelfs vermoord worden uit naam van de profeet bracht de schrijver niet van zijn stuk. Extreemrechts ben je al als je de Islam met argusogen bekijkt, extreemlinks is een wat exclusievere titel, daarvoor moet je minstens wat explosieven hebben liggen.
Wonderlijk dat chroniqueurs, voor wie overdenken, schrappen en reviseren dagelijkse kost is, geen afstand kunnen doen van de eendimensionale karakters die ze zelf hebben bedacht. Als je verwacht dat de toekomst precies in de pas loopt van de geschiedenis en je niet gehinderd wordt door veel verbeelding, dan blijft de Europeaan een onverbeterlijke racist en de immigrant de eeuwige verschoppeling. Toch zijn de interessantste boeken – om te lezen en te schrijven – die, waarin de personages niet gehoorzamen aan de schrijver. Oude hagiografen poetsten net zolang de werkelijkheid op tot het plaatje klopte, die van de twintigste eeuw plakten een snor op om zelf hun personages te verbeelden. Het vervolg van Ik, Ali zou het boek van Lale Gül kunnen zijn. Zij hoeft niet voor Turk te spelen, maar moet zich regelmatig vermommen voor haar wraakzuchtige achterban. En Günter Wallraff? Die bleef vasthouden aan de archetypen van de Duitse racist en de nooddruftige emigrant. De oude schrijver deed het trucje nog een keer, verkleedde zich als Somaliër en zocht naar het uitheemse en inheemse, het goed en het kwaad, de onschuld en de erfzonde. Daar ging hij, provocerend en geschminkt als blackface, de andere karikatuur tegemoet. Zo vond hij wat hij zocht: zijn oude, onwrikbare gelijk.
Deze column verscheen eerder in Hp/De Tijd