Hiërarchie van de eerste hand
In het huidige debat wegen persoonlijke anekdotes al snel zwaarder dan feiten. Maar wie bepaalt welke ervaring het aanhoren waard is, en welke niet?
Maar dat begrijp jij toch niet. Zo luidt een nieuwe titel uit de bestsellerfabriek van De Correspondent. Volgens de site kreeg de auteur, Karim Amghar, deze uitspraak ‘steeds te horen toen hij op het MBO zat’. Er werd op hem neergekeken door hoger opgeleiden, aldus de pitch. Echt? Steeds? In het van elitarisme afkerige Nederland? Waar kinderen al decennia worden aangemoedigd met slogans als Van proberen kun je leren?
Ik geloof er niks van. Wel geloof ik dat het boek goed verkoopt. De Correspondent weet raad met pakkende titels, terwijl de innemende Amghar een virtuoos spreker en motivator is. Daarom heeft hij al twaalf programma’s mogen maken voor de publieke omroep. En daarom is hij al sinds DWDD een geliefde gast bij talkshows. Maar dat rond 2010 hoogopgeleide Randstedelingen, steeds tegen een ambitieuze jongen van Marokkaanse afkomst zeiden dat hij te dom was om iets te begrijpen, gaat er bij mij niet in.
Mijn ongeloof galmt natuurlijk bikkelhard door de progressieve kerk, die de persoonlijke anekdote boven elke twijfel heeft verheven. Maar ik herken het beeld van de arrogante hoger opgeleide klasse in Nederland niet, al was het alleen maar omdat ik zojuist de wind van voren kreeg van de verwarmingsmonteur. Ik had me deemoedig opgesteld, zoals ik placht te doen wanneer een praktisch geschoolde eindelijk een gaatje vindt in de agenda. Voor mij honderd andere klanten, nietwaar? Na vele verbouwingen en verhuizingen weet ik dat alles op zo’n moment tegen me werkt: van mijn Gooische tongval (ja, er groeien ook arme mensen op in Bussum) tot de eigenzinnige locatie van mijn huis, en het feit dat het mijn eigendom is. Beter serveert de niet-praktisch geschoolde klant een niet aflatende stroom onmacht en koffie. Desondanks ontstak de monteur in woede, omdat ik geen hybride ketel bij hem wilde aanschaffen. Zinloos om uit te leggen dat ik een arme schrijver was. Had ik maar een echt vak moeten leren.
Grote kans dat dit verhaal u niet overtuigt. Het probleem met anekdotes uit de eerste hand is dan ook dat ze niet allemaal op dezelfde waarde worden geschat. Dat heeft minder met de inhoud te maken als wel met de ervaringsdeskundige zelf. Past hij of zij bij het archetype van onderdrukker of onderdrukte? De pitch van De Correspondent wekt de indruk dat Amghar hier honderd jaar geleden op school zat. Je ziet de gemeneriken voor je: sigaren rokende mannen in pak, die door een monocle op hem neerkeken. Onrecht! Ontwaakt!
Een slordig debat moet het hebben van emblematische beelden. Dat die achterhaald zijn, zoals dat met emblemen vaak het geval is, maakt niet uit. Wie succesvol als slachtoffer in de markt is gezet, hoeft zich niet meer te bewijzen. Hij kan bovenmodaal verdienen - tweehonderd euro per uur voor de verwarmingsmonteur, vijfduizend voor de spreker Amghar - de samenleving staat bij hem in het krijt. Twijfelen aan zijn persoonlijke relaas is niet zonder risico: de scepticus wordt subiet in het pak van de onderdrukker genaaid. Cynisch zijn zij, voor wie empathie niet het eerste vaarwater is!
Maar wie bepaalt dat mijn ervaring ondergeschikt is aan die van Amghar? Kort voor het verschijnen van Maar dat begrijp jij toch niet, lanceerde De Correspondent een werkje van Sander Schimmelpenninck met de titel De domheid regeert. Waar Amghar wijst op het dedain van hoger opgeleiden, werd Schimmelpenninck juist groot door te hameren op de armen van geest. Deze tegenstelling zou kunnen worden opgevat als een diversiteit van meningen, maar beide opinies passen naadloos in de zedenkundige mal van De Correspondent. De domrechtse mensen op wie Schimmelpenninck neerkijkt, zijn volgens die mal ook onderdrukkers van Amghar, vanwege hun huiver voor de Islam; ondanks al die leuke televisieprogramma’s die hij over zijn geloof heeft gemaakt. Hun opvattingen maken hun verhalen uit eerste hand waardeloos. Lager geschoold zijn of een zware jeugd beleven in een achterstandswijk, levert hen geen empathie meer op.
Het beeld van de beschaving waarvan ik deel uitmaak, is onder invloed van heersende progressieve denkramen vervormd tot iets dat niet past bij mijn levenservaring. Mijn werkelijke herinneringen kloppen niet met wat ik me behoor te herinneren. Zo herinner ik me hoe mijn basisschool plotseling voor de helft Vietnamees werd, en hoe enthousiast deze getraumatiseerde bootvluchtelingen werden onthaald door de onderwijzers. Ik herinner me hoe ontroostbaar wij kinderen waren toen ze twee jaar later naar Enschede vertrokken. Ik herinner me de vrienden van mijn ouders, die uit alle lagen van de samenleving kwamen en later de feesten en kroegen waar niemand waarde hechtte aan scholing, geloof of afkomst.
Maar omdat deze herinneringen niet binnen het juiste perspectief zijn gevormd (ik was niet de Vietnamese bootvluchteling, maar de blonde krullenbol waar Hùng mee knikkerde) hebben ze geen recht van spreken. Zo tekent zich onder de tucht van het sociaalkritische denken een andere tweedeling af in de samenleving: ervaringen die gehoord mogen worden staan tegenover ervaringen die moeten worden aangepast of verdrongen. Een kleine, goed aan de weg timmerende elite bepaalt welke herinneringen valide zijn, en welke niet. Wie luistert naar ervaringen uit het verleden, weet dat zo’n collectieve dissociatie weinig goeds belooft voor de toekomst.
Ik heb hem dan ook al heel gauw weggesluisd .....