Voor het eerst sinds twintig jaar - toen ik ontslag nam om boeken te gaan schrijven – mag ik weer mopperen in Hp/De Tijd. In 2004 was het nog een weekblad, beter bekend als ‘dat Fortuynistische blaadje’, terwijl ik bij De Groene Amsterdammer ‘de reactionair van de redactie’ werd genoemd. Logisch, ik bracht de jaren negentig door op een roebelsalaris tussen de puinhopen van extreemlinks wensdenken. Allemaal de schuld van Rusland! Van Karel van ’t Reve tot Wierd Duk: je gaat dat land links naar binnen en rolt er rechts weer uit. Wie volwassen wordt in een heftig land, raakt gesteld op wat ze hier afserveren als ‘niet meer van deze tijd’. Omdat het functioneert, en beschaving juist blijkt uit het reilen en zeilen van de kleine dingen. Wie in een soepzooitje heeft gezeten, houdt van beproefde recepten. Liever spruitjeslucht in je portiek dan die van gangreen, zeg ik altijd maar.
Toen al vond ik het cultuurrelativisme van de Nederlandse intelligentsia naar exotisme stinken, en maakte wat ‘progressief’ heette een nogal neurotische indruk. Die drift om wat prima functioneert, te verbeteren: op de schop met dat perfect geasfalteerde wegdek! Gooi vol die Noordzee met windmolens, want van een vaderlandse horizon moet je niet willen genieten. Van de ene verbazing in de andere vallen is een vruchtbare bodem voor een opiniejournalist. Het waren ook de jaren van 9/11, van de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. De tijd dat burgemeesters en politici na een terreuraanslag op de thee gingen bij imams in plaats van bij de nabestaanden van de slachtoffers.
Wie die krankzinnige reflex was vergeten, werd er op 7 oktober weer aan herinnerd. De mitsen en maren bij de gemutileerde lichamen van Israëlische jongeren. Het zwijgen van vrouwenorganisaties over misbruikte joodse vrouwen. Die godvergeten queers for Palestine. En het aarzelende wachten, zodat de gruweldaden werden vergeten voor ze waren bekeken, zodat oorzaak en gevolg konden worden omgedraaid en in de vertrouwde consensus pasten. Berg je Israëlische vlag op, haal die Hebreeuwse letters van je winkelruit. We wachten tot het begint te stinken.
Het woord ‘context’ is zo vies geworden als het klinkt. Een retoucheermiddel, een selectie verzachtende omstandigheden om het afgrijselijke toe te dekken. De opgehoepelde rector van Harvard vindt dat je, gezien de context, gewoon mag oproepen tot het uitroeien van Joden. Dat zij ophoepelde, noemden sommige kranten dan weer het gevolg van een ‘extreemrechtse haatcampagne’. Waarom kom je dat woord zoveel vaker tegen dan ‘extreemlinks’? Je mag er vanuit gaan dat beide extremen even vaak voorkomen, in het wild. Ik heb de communistische vuistgroet al gespot tijdens de grootste klimaatdemonstratie van ons land. Het toom krielkippen dat hamasleuzen scandeerde en die onthutste haan van het podium joeg. Maar het gekakel, meneer, dat blijft.
Vergeet die uitdrukking over dat jonge linkse hart en het oude rechtse hoofd: de meeste mensen blijven trouw aan wat ze als jongvolwassene vonden – als ze tenminste geen weerwoord krijgen van de realiteit. En dat krijg je niet als je rechtstreeks van de collegebanken doorstroomt naar een baan bij de overheid of media. Wie kent ze niet, mensen die plotseling edelmoedig de rol van geestelijke op zich nemen, om het speelveld uit te tekenen voor een rechtschapen samenleving? Ik ben niet zo goed in spelletjes, maar het gaat ongeveer zo: er zijn kaarten uitgedeeld waarover je je mag opwinden en er is een stapeltje terzijde geschoven. Er zijn oneliners die krediet opleveren en gedachten die je maar beter aan de borst houdt. Wil je weten of je met zo’n gedachte zit opgescheept, spreek ‘m dan uit en wacht op woorden als ‘populistisch’ of ‘dom-rechts’. Deze slagboomtermen ontzeggen je met één klap de toegang tot het speelveld.
Steeds vaker doet die dynamiek me terugdenken aan mijn Russische keukentafel. Niet weten waar te beginnen, want: wie heeft welke informatie tot zich genomen, en vooral, welke niet? Alweer maak ik mee dat binnen het tijdbestek van luttele jaren de kijk op de meest basale dingen van het leven, op geschiedenis en toekomst, radicaal wordt omgebogen zonder dat je er zelfs maar over mag lachen. Na Poetins’ machtsovername ruimden satirische programma’s als eerste het veld. Hier, nu, mis ik de advocaten van de duivel, die foute grappen maken en roken op tv. Als ze toen niet waren afgeslacht, hadden we ze nu wel gecanceld.
Op hun plaats zitten de schooljuffen (v/m/x) die menen Jan en Alleman te moeten verbeteren. Van het Leids cabaret tot Netflix, van Postnl tot Wikipedia: er is geen ontkomen aan hun opvoeddrift. Het proces is geautomatiseerd, maar zelfs de robots is het lachen vergaan. Voorbij de tijd van clowneske Japanse androïden en atheïstische klunzen als Siri: elke woordspeling, elke zinspeling, wordt door de damesstemmetjes van AI met oeverloos moralistisch gezever getuchtigd. Leuk is anders, met die stomvervelende moeder-oversten, al dan niet van vlees en bloed. Zie ze zitten, met hun uitgestreken gelijk. Breek dat perfect geasfalteerde wegdek maar weer open, want ze hebben zich eraan vastgelijmd. De pest met dogma’s is dat hoe bondiger ze zijn, des te meer woorden je nodig hebt om er beweging in te krijgen.
Deze column verscheen eerder in Hp/De Tijd
Via GeenStijl de epistels van mevr. De Moor ontdekt. Wat een verademing. Grappig, vlijmscherp en goed geschreven.
Deze zin: “Niet weten waar te beginnen, want: wie heeft welke informatie tot zich genomen, en vooral, welke niet?” is belangrijk: hier zegt columniste eigenlijk dat we afhankelijk zijn van de info die opleidingen doorgeven. Gezien de Harvard affaire, niet altijd even gebalanceerd. Lees 'Exodus' als je meer over de geschiedenis van Israel wilt weten.